De "presente de indicativo"geeft aan dat de actie nu plaats vindt, dit is dan ook de meest gebruikte vorm in het Spaans en hoogst waarschijnlijk de eerste die je leert. Onderstaande situaties zijn situaties waarin je gebruik moet maken van de presente:
- Een actie of vraag die verwijst naar het “nu” – Wat zeg je?
- Regelmatige acties – Ik drink altijd koffie met 2 klontjes suiker
- Als je praat over feiten – Varkens kunnen niet vliegen
Om werkwoorden te vervoegen moeten we eerste weten welke persoonlijke voornaamwoorden we in het Spaans hebben:
Yo -> ik
Tú -> jij
Él/ ella/ usted -> hij/zij/ u
Nosotros (as) -> wij
Vosotros (as) -> jullie
Ellos/ellas/ ustedes -> zij meervoud
Ustedes -> u meervoud
In het Spaans heben we alleen werkwoorden die op
-ar,
-er en
-ir eindigen. Bij het vervoegen van de werkwoorden haal je eerst dit weg, zodat de stam van het ww overblijft en dan zet je de juiste uitgangen erachter.
Werkwoorden die eindigen op:
-ar -er -ir
Yo o o o
Tú as es es
Él/ella/usted a e e
Nosotros(as) amos emos imos
Vosotros (as) áis éis ís
Vervoeg de volgende 3 werkwoorden.